Voorpret

Desillusie

Vanaf zijn achttiende had David moeten werken naast zijn studie. Het begon met tien, twaalf uur per week. Een jaar later was zijn studie zijn bijbaantje. Toch studeerde hij vlot af. De wereld lag aan zijn voeten. En aan die van zijn vriendin. Lotte liet haar lot uit de loterij niet meer schieten.

Het ging hem niet snel genoeg. Op zijn 35ste vond hij, en vooral Lotte, het tijd om een overstap te wagen. Het uren-draaien moest toch ergens goed voor zijn. Keihard ging hij ertegenaan, richting Raad van Bestuur.

Toen hij 42 was, waren de kaarten voor de lang verwachte bestuurswisseling geschud. Voor David de joker. Hij accepteerde een staffunctie. Niet dat hij enige andere keus had. De verdiensten waren redelijk. De status niet. Hij was-het-niet-geworden. Iedereen wist het, en David voelde het.

Dichtgeklapte val

Het liefst zou hij ergens anders beginnen. Maar dat gaat niet. 45, misgegrepen, maar gevangen in het kleine wereldje van de branche. En eerlijk gezegd is hij er te moe voor. Wéér opnieuw beginnen. Nóg eens vijf, zes, zeven jaar knokken. En de eerste jaren een flinke hap uit zijn salaris.

Soms voelt hij zich uitgeblust, het juk van de hypotheek als lood op zijn schouders, en ook Lotte en de kinderen hebben zo hun prijskaartje.

De dokter zegt dat David het allemaal niet zo somber moet inzien en het wat rustiger aan moet doen. Eens lekker met zijn gezin op vakantie moet gaan. De idioot. De stress schiet door zijn lijf bij het woord ‘vakantie’. Echtgenote en nageslacht nemen nu eenmaal geen genoegen met een weekje Ameland of Limburg. Vorige week nog kwam het eisenpakket voor de komende zomer op tafel. Vrouw en kinderen moesten naar het zuiden.

David moest overgeven.

Crisis?

Olga is midden-40. Ze houdt ook niet van de kantine. In de pauze eten ze vaak samen hun boterhammen op de afdeling. Als het lekker weer is, maken ze een ommetje. Ze praten over van alles. Status interesseert Olga niet, geld al helemaal niet. Ze houdt van fietsvakanties in Brabant.

Sinds een week gaat David ook op de fiets naar zijn werk. Acht kilometer is eigenlijk net iets te ver, maar dat kan aan zijn conditie liggen. Misschien wel goed als hij hiermee eens een paar maanden doorgaat.

Die dag na kantoortijd is het lekker weer. David maakt op zijn fiets een extra ommetje, geniet van de aprilzon en de geur van het weiland, en laat zijn fantasie de vrije loop. Vanmiddag heeft Olga haar vakantiefoto’s laten zien: fietsen door de bossen, langs een ven en door een dorpje. Koffie met een Bossche Bol op een terrasje. Overnachten in een nulsterrenpension, of zelf je tentje opzetten. En zelf je band plakken. Genieten in de zon, schuilen voor de regen.

Hij komt een half uur later dan gewoonlijk thuis.

“Hé pap, waar kom jíj vandaan? Toch niet overwerken op je ouwe dag?” roept een van zijn bloedjes vanachter de afstandsbediening.

“Nee jongens, maak je maar geen zorgen.” Lotte doet de spreekwoordelijke duit in het zakje.

“Pap heeft het voorjaar in zijn hoofd. Zal de midlife crisis wel wezen.”

Hij negeert vrouw, nageslacht en de tablet die met een oplichtende Griekse website demonstratief op het tafeltje ligt.

Duivel

Vanuit ergens in het diepste van zijn brein probeert een duiveltje zich een weg naar de oppervlakte te banen. Het begint te fluisteren. Te stoken. Zout te wrijven in zijn mentale wonden van een kwart eeuw afzien.

David probeert het duiveltje te blussen. Bij de buffetkast schenkt hij zichzelf een royale whisky in, de misprijzende blik hardnekkig negerend, en giet het vocht in één teug naar binnen. Het effect is averechts. De whisky werkt als een duivelse brandstof.

Je hebt je laten uitzuigen, jongen. Alles wat je binnenbracht, nooit was het genoeg. Al je energie: ze zuigen het uit je, totdat je te lam bent om zelfs nog maar in opstand te komen. 25 jaar sloven en nog steeds bij af. Nee… zelfs nog verder terug. Je vrijheid en je levenslust ben je kwijt. En je hebt een strop om je nek. Een strop van 400.000 euro.

David neemt een besluit. Er moet maar eens wat wakker geschud worden. Hopelijk goedschiks.

Tijdens het eten moet de verandering duidelijk zijn. Hij voelt het zelf: hij zit rechtop, voelt zich bijna autoritair. Hij kijkt de tafel rond. Lotte voelt het, kijkt hem verbaasd aan. Hooghartig kijkt hij terug, smalend bijna. Vanuit zijn ooghoeken ziet hij een van zijn telgen aan tafel zitten WhatsAppen. “Doe dat ding weg”, klinkt zijn ijzige stem. Hij voelt dat ze schrikken van zijn onderkoelde toon. Het apparaat wordt zonder protest opgeborgen.

De stilte is te snijden. Hij weet het: vandaag is het holiday-day. Lotte en de lieverdjes hebben democratisch besloten om dit jaar naar Griekenland te gaan. Klein detail: dit moet nog even aan pap worden medegedeeld. Hij moet tenslotte ook mee.

En, minstens net zo belangrijk, de cheque ondertekenen.

Bom

Ze hebben het lef niet. Hij voelt dat ze het voelen: pap is zo… ja, wat eigenlijk?

Na zijn laatste hap veegt hij met zijn hand zijn mond af, zijn servet hardnekkig negerend, terwijl hij besluit om het bommetje te laten vallen.

“Wat de vakantie betreft…” begint hij.

De telgjes kijken op. In hun lege gezichten komt nu iets van spanning. Normaalgesproken krijgen alleen gadgets en sociale media dat nog voor elkaar. Lotte stopt met eten, haar vork halverwege haar bord en haar mond. De tijd staat stil, als in een stopgezette film. Hij geniet van het moment, probeert het nog even te rekken, om straks maar weer te vragen waar ze heen zullen gaan met vakantie… en om maar weer gewoon toe te stemmen. Zoals ieder jaar.

Maar iets subtiels, iets bijna ontastbaars, roept zijn duiveltje terug. In een flits ziet hij Lotte’s mondhoeken vertrekken, tegelijkertijd een flikkering in haar ogen: Schiet op man! Doe niet zo lullig. Je weet dat je voor de bijl moet!

Nog één keer kijkt hij de tafel rond, en dan laat hij de bom vallen:

“Ik zou dit jaar weleens op fietsvakantie in Brabant willen.”

Ravage

Hij staat op en loop de kamer uit, de ravage van het bombardement achterlatend. Boven draait hij de badkraan open, maar loopt eerst naar de slaapkamer en neemt de telefoon op. Bingo. Hij hoort Lotte, vanuit het toestel in de huiskamer geanimeerd in gesprek met Vera, een andere meesteres in het kwaad en toevallig haar beste vriendin.

“Hij is gek geworden! Knettergek!”, hoor hij Lotte met overslaande stem door de telefoon schreeuwen, met af en toe een snikkende uithaal. Vera probeert haar te troosten, haar uit te leggen dat zij en manlief hun vakantie naar Sri Lanka al hebben geboekt en dat Jan-Rolf daar eerst ook niet erg enthousiast over was, maar ja, wat wil je dan, want ze moeten er toch echt even uit, enzovoort.

“Fietsen in Brabant… fietsen in Brábant! Dát wil-ie! Ik voel me zó gekleineerd, Vera. Wil je dat wel geloven? En de kinderen? Ze zijn he-le-maal van slag!”

Voorzichtig legt hij de hoorn neer en besluit eens lekker lang in bad te gaan liggen. Sinds tijden heeft hij zich niet zo ontspannen gevoeld.

September

Natuurlijk zijn ze gewoon naar Griekenland geweest. Gezwicht voor terreur? Ach… David weet het niet. Zon, zee, wijn, souvlaki… het was best lekker. Lotte was een paar weken extra lief, en geen kind aan de kinderen. Zelfs het vliegtuig was op tijd. En eind van de maand is het banksaldo wel weer in orde.

Op kantoor hadden John en Bert er pas echt gesloopt uitgezien. Met zijn drieën hadden ze de eerste werkdag een bescheiden ‘blij dat we weer terug zijn’-feestje gevierd tijdens de lunch. “Op naar de kerst,” had Bert niet kunnen nalaten te zeggen, bij het derde kelkje. “Jij hebt genoeg gehad,” had John geantwoord, terwijl hij het bodempje van Berts kelkje snel had geleegd. Bert lijdt aan kerstallergie, weet David.

Volgende maand hebben ze een bedrijfscursus. Vier dagen midden in het bos. Een dagje extra op kosten van kantoor, voor wie de vrijdagse files wil omzeilen. De Brabantse Kempen is erg mooi, begin oktober. Je kunt daar ook fietsen huren.

Olga weet daar goed de weg.

Previous
Previous

Noma hatanga

Next
Next

Wij vieren Sint Juttemis